Onderzoeker Martine van der Pluijm over Thuis in Taal naar Huis: ‘Wat we ontwerpen moet straks werkbaar, werkzaam en betaalbaar zijn’

Martine van der Pluijm, docent en onderzoeker bij Hogeschool Rotterdam, promoveerde in 2020 op onderzoek, waarvoor zij het programma Thuis in Taal ontwikkelde dat leraren helpt partnerschapsrelaties aan te gaan met laagopgeleide ouders ter ondersteuning van de taalontwikkeling van hun jonge kinderen. Die aanpak ontwikkelt ze nu door met Thuis in Taal naar Huis. Martine: ‘Er is genoeg onderzoek dat aantoont dat het voor de taalontwikkeling van jonge kinderen belangrijk is om veel met ze te praten, zingen en voor te lezen. Hoewel we dat weten, blijkt dat de taalontwikkeling van kinderen in Nederland eerder achteruit gaat dan vooruit. Bovendien neemt kansenongelijkheid toe: kinderen die opgroeien in gezinnen met hoger opgeleide ouders zijn in het voordeel ten opzichte van hun leeftijdsgenootjes met lager opgeleide ouders.  Je bent er dus niet met een inzicht uit onderzoek. Je moet ook weten hoe je dat inzicht vertaalt naar de praktijk op zo’n manier dat het werkbaar is en effect heeft, dus hoe je opgedane kennis uit onderzoek praktisch handen en voeten geeft.’

Wat werkt in de praktijk
Dat is precies wat Martine met zogenoemd ontwerpgericht onderzoek wel doet bij het ontwerpen van de aanpak van Thuis in Taal naar Huis. ‘Dat begon met het bedenken en testen van de aanpak samen met gebruikers’, vertelt Martine. ‘Daarna implementeerden we de aanpak, keken of die werkbaar was in de praktijk en stelden zo nodig bij. Nu implementeren we opnieuw en onderzoeken of het ontwerp de taalomgeving thuis verrijkt en bijdraagt aan de taalontwikkeling van kinderen. Bij ontwerpgericht onderzoek, bekijk je dus steeds hoe, wat je hebt bedacht, werkt in de praktijk. In kleine stapjes. Zo kunnen we zien of door de aanpak gebeurt wat hij hopen, namelijk dat kinderen meer en beter praten.’

Uitzonderlijk materiaal
Het onderzoek wordt uitgevoerd met een experiment- en controlegroep, waarbij de taalontwikkeling van kinderen wordt gemeten met een taaltoets (de Peabody Picture Vocabulary Test). In mei wordt dezelfde test nog een keer afgenomen. ‘Dit levert uitzonderlijk materiaal op’, zegt Martine ‘want er wordt tot nu toe relatief weinig langdurig onderzoek uitgevoerd in de thuisomgeving van uitsluitend laagopgeleide ouders, ook internationaal niet. Ook het ontwerpgerichte onderzoek naar passende interventies voor taalstimulering is nog schaars.’

Onderwijs aanvullen
‘Dat de aanpak Thuis in Taal naar Huis, waarbij ouders en kinderen veel persoonlijke aandacht krijgen, bijdraagt aan de taalontwikkeling van kinderen, is voorstelbaar vanuit de logica dat alles beter wordt waar je aandacht aan geeft’ vindt Martine. ‘Maar als we dit op iedere school doen, is dat kostbaar. Daarom zijn we er niet met dit onderzoek. De volgende stap is wat mij betreft kijken hoe we het onderwijs en de professionals die daar werken, kunnen toerusten met de kennis die we hebben opgedaan met Thuis in Taal naar Huis. Het is zoeken naar de werkzame elementen die ook werkbaar moeten zijn op scholen, zeker gezien het tekort aan leraren, en betaalbaar. We onderzoeken bijvoorbeeld mogelijkheden met de inzet van medewerkers ouderbetrokkenheid, pedagogisch medewerkers die al op school de bso verzorgen en met vrijwilligers van de VoorleesExpress.’

Inzicht voor beleidskeuzes
Hoewel het onderzoek naar Thuis in Taal naar Huis nog niet is afgerond, wordt er al wel door allerlei partners en organisaties nagedacht over manieren waarop de aanpak later beschikbaar kan zijn. Daarnaast kan inzicht uit de aanpak helpen bij het maken van beleidskeuzes. Is het bijvoorbeeld zinvoller om meer te investeren in het begeleiden van ouders of in meer uren voor- en vroegschoolse educatie?