Projectcoördinator Senem Tekin over Thuis in Taal naar Huis: ‘Maatwerk voor ieder gezin’
‘Geen gezin is hetzelfde’, benadrukt Senem Tekin die als projectcoördinator betrokken is bij de aanpak Thuis in Taal naar Huis. In dit tweede interview uit een serie van vijf verhalen over Thuis in Taal naar Huis vertelt Senem haar verhaal. ‘Onze thuisbegeleiders stemmen hun activiteiten af op wat een gezin leuk en belangrijk vindt en nodig heeft.’
Na een pilot met een beperkt aantal gezinnen, wordt dit schooljaar bij zestig Rotterdamse gezinnen van kinderen op twaalf verschillende Peutergroepen en een aantal basisscholen thuisbegeleiding opgestart. Naast zeven begeleiders werkt ook een aantal studenten mee aan het project. Een onderzoeksgroep onder leiding van Martine van der Pluijm van de Hogeschool Rotterdam is betrokken om doorlopend te evalueren en bij te sturen en het effect van de aanpak op de taalontwikkeling van de kinderen en de interactie tussen ouder en kind te meten.
Niet voor, maar met ouders
Voor Senem staat of valt het succes van de begeleiding met de relatie die de begeleiders met ouders en kinderen opbouwen. ‘Het contact wordt gelegd op school of de Peutergroep. Daar leren ouders en kinderen en begeleiders elkaar kennen. De begeleiders achterhalen wat de interesses en behoeften van het gezin zijn. Daar baseren ze hun activiteiten op. Bij een gezin dat eten belangrijk vindt, kan de begeleider bijvoorbeeld laten zien hoe ouders hun kind kunnen betrekken bij het koken. De begeleiders geven de thuisactiviteiten niet vorm voor ouders, maar in overleg met ouders. Dat doen ze door steeds te vragen wat belangrijk is voor het gezin en wat ze graag zouden willen.’=
Zelf invloed
‘Met materialen uit de klas of groep, laten de begeleiders ook zien wat een kind leuk vindt of heeft geleerd of waar het graag mee speelt’, vervolgt Senem. ‘Ouders zeggen soms dat hun kind nog bijna niet praat, maar weten niet dat zij daar zelf invloed op hebben. Er zijn gezinnen waar ouders bijna geen interactie hebben met hun kind. Die kinderen leren niet om woorden te gebruiken, maar wijzen bijvoorbeeld naar wat ze willen. Dankzij de thuisbegeleiders begrijpen ouders hoe belangrijk het is om te praten met hun kind. En doen ze dat ook, zoals we bijvoorbeeld zien als ze hun kind komen brengen of halen. Ouders doen door de begeleiding ook vaker en actiever mee met activiteiten op school.’
Foto
Bij gezinnen waar ouders geen Nederlands spreken, worden gebaren en vertaalapps gebruikt. Soms wordt een tolk gevraagd. Sommige begeleiders spreken meerdere talen en kunnen in de thuistaal van het gezin communiceren. Een thuisbegeleidingstraject duurt tien tot twintig weken. Tijdens iedere afspraak, maakt de begeleider een polaroidfoto die in een boekje wordt geplakt. Dit is bedoeld om samen met ouder en kind terug te kijken op wat is gedaan en die ervaring te bespreken.
Meer informatie over Thuis in Taal naar huis: Rotterdam in actie tegen taalachterstand in de klas met vernieuwde aanpak Thuis in Taal